Jurriaan Berger
Meer dan alleen vlaai
"Enne!?"
"Auch enne!"
Als je mij zes jaar geleden met bovenstaande conversatie had geconfronteerd, had ik je waarschijnlijk met een lege blik aangekeken. Toen woonde ik namelijk nog in Zierikzee en hoorde ik zo nu en dan wat Zeeuws dialect. Al mocht dat geen naam hebben, op school spraken alle klasgenoten en docenten clean Algemeen Beschaafd Nederlands. Zes jaar lang heb ik mij te midden van deze Bourgondiërs omgeven. Maar nu ik de provincie ga verlaten en boven de rivieren ga werken komt er toch een wrok melancholie in mij naar boven.
Naast al het wiskundige geweld in mijn Data Science studie, heb ik ook nog een beetje aan culturele ontwikkeling gedaan door hier in het zuiden van Nederland te wonen, waarbij het echte Zuiden pas begint bij "Weert, station Weert" – of zelfs verder, afhankelijk van welke Limburger je het vraagt. In het begin vond ik het Limburgs maar een gek taaltje en kon ik me goed voorstellen dat mensen uit Limburg zich kapot schamen voor dat half Duits, half Nederlands dat ze spreken. De Limburgse cultuur bestaat alleen uit carnaval en vlaai, toch? Bovendien heeft men hier de ‘Bourgondische’ levensstijl, wat gewoon een goed excuus is om op maandagavond een fles rood weg te werken of om een Maastrichts kwartiertje te laat te komen. En laat ik maar niet beginnen over dat schaamteloze ‘sjoenkelen’ tijdens de Vastelaovend.
Maar ondertussen moet ik mijzelf er toch op betrappen dat ik het één en ander in het Limburgs ‘kal’. In de dubbeldekstrein zit ik niet meer boven of beneden, nee ik zit boven of ‘onder’. Boodschappen betaal ik tegenwoordig ‘met de pin’, meestal hoef ik er dan geen ‘bonneke’ bij. En iemand begroeten, ja dat doe ik inderdaad met: ‘Enne!?’ Gedurende de Vastelaovend ben ik de provincie meestal ontvlucht, dat was net even te veel van het goede in een te hoge concentratie, maar om met Beppie Kraft en Fabrizio kennis te maken kan je op elke willekeurige stapavond in Maastricht terecht. Zelfs een snelle sjoenkelsessie op André Rieu klinkt als muziek in de oren.
Toegegeven, een ‘rassjeng’ kan ik nog steeds niet verstaan. En als ik iemand uit Kerkrade hoor praten, moet ik me inhouden om zo iemand niet behoorlijk te onderschatten. Maar ik ben Limburg gaan waarderen. Als ik boven de rivieren een bijdrage kan leveren aan het bijstellen van het beeld dat men over Zuid-Limburg en haar inwoners heeft, dan zal ik dat zeker doen. Niet alleen qua taal en cultuur, ook het heuvelachtige landschap is hier prachtig, zoals ik tijdens mijn fietsrondjes in de afgelopen drie jaar heb mogen ontdekken. Laat al die mensen uit de Randstad maar in de Randstad wonen, dan blijft de Limburgse schoonheid tenminste ook een beetje behouden. In al deze melancholie hoor ik Fabrieske weer, zoals ik hem ook tijdens de Inkom in 2016 hoorde, “Hei kom iech zeker trök”, en zo is dat.